Oké, je wilt afvallen. En dus ga je keihard je best doen. Je laat al het lekkers staan, slaat gebakjes op verjaardagen af, neemt op het station de trap in plaats van de roltrap. En je gaat ’s avonds zelfs vroeg naar bed om jezelf te beschermen tegen je chips cravings. Maar er gebeurt… niets. Na anderhalve week geen grammetje eraf.
Je hebt de neiging om alles erbij neer te gooien, maar da’s natuurlijk ook geen optie. Want afvallen gaat dan blijkbaar moeilijk; aankomen kun je als de beste. Dus alle remmen los is, op z’n zachts gezegd, ‘niet zo slim’.
Dus wat doe je? Tandje erbij dan maar. Harder je best doen. Wat dieetrecepten downloaden, en koolhydraatarm brood gaan proberen. In plaats van een schaaltje yoghurt met cruesli pak je ’s middags een appel als tussendoortje. Dit moet lukken.
Weer een week later beklim je, vol goede hoop, de weegschaal. Het uur van de waarheid. En wat blijkt? Drie ons eraf. Terwijl je nog minstens 15 kilo te gaan hebt. De moed zakt je in de schoenen. ‘Hoe houd ik dit in godsnaam vol?’, schiet er door je heen. Want in dit tempo ben je een halfjaar bezig.
Dan maar rigoureuzer, besluit je. ’t Is pompen of verzuipen, maar die kilo’s móeten eraf. Je wilt verdomme met kerst wel je feestjurk aan. En dus bekijk je het aanbod van de lokale fitness. Personal trainer met dieetadvies. Binnen 3 maanden minstens 10 kilo eraf, is de belofte. Niet alleen je buik slinkt ervan, ook je bankrekening. Maar dat moet dan maar. Je gaat ervoor.