Vorige maand had mijn oudste dochter een ontgroening. Jeweetwel, zo’n beruchte week van een studentenvereniging, waarin ouderejaars jou, als nieuweling, het leven zuur maken. Als nietsontziende kampcommandanten blaffen ze je af, schotelen ze je varkensvoer voor en kijken ze toe hoe je de hele dag vernederende en onzinnige opdrachten uitvoert. Door de modder tijgeren, een uur lang op één been blijven staan, en namenlijsten in je kop stampen. Doorsta je alle testen, dan word je aan het eind van de week gepromoveerd tot nieuw lid.
Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat mijn dochter de eindstreep zou halen. Ze is nogal gesteld op comfort en hygiëne, zeg maar, en dat zat niet inbegrepen in het ontgroeningsarrangement. But she did it. En ik was echt retetrots op haar. Ze had een gigantische mentale drempel overwonnen. Ze was en bleef gericht op het doel: lid worden van die studentenvereniging. Want eenmaal lid, hoorde ze ergens bij. En had ze ineens een gigantisch netwerk. Gezellige borrels, etentjes, noem maar op. En een grotere kans op een kamer.
Om je doel te bereiken, bijvoorbeeld een slanker lijf, zul je hindernissen moeten nemen. Uitdagingen moeten aangaan. Angsten moeten overwinnen. Want niets gaat vanzelf. Om te komen waar je wilt zijn, is het evengoed wél verstandig om van tevoren na te gaan, wát je dan moet doen. Wat precies is het pad dat je moet bewandelen om die eindstreep te halen? Zijn dat de juiste stappen?
Hier gaat het meestal fout. Want de meeste mensen ‘doen maar wat’. Ze doen wat ze voorheen ook deden. Of wat hen geadviseerd wordt. Of wat iedereen doet. Of wat wel een goeie oplossing lijkt. Zonder daar verder écht over na te denken.