Ik heb een neus voor excuses. Voor uitvluchten.
Voor alle redenen die je maar kunt bedenken waarom je iets niet kon doen.
Waarom je toch moedwillig die snoepkast indook terwijl je het eigenlijk niet wilde.
Daar heb je vast een verklaring voor, om het voor jezelf ‘goed te praten’.

‘Ik wilde eigenlijk geen toetje pakken, maar ja, iedereen deed het en ik kon toch
niet achterblijven.’
Herkenbaar?

Ik zie dat ook bij mijn klanten. ‘Ik wilde wel aan mijn opdrachten werken, maar ik had het te druk’.
Sure. Maak ‘m dan wat specifieker:
‘Ik wilde wel aan mijn opdrachten werken, maar mijn kind werd ziek, de goudvis sprong uit de kom, ik moest de wifi van de buuf fixen, daarna moest ik overwerken en vervolgens werd ik zelf ook ziek.’

I’m just kidding, you know.

Evengoed bedoel ik het wel serieus. Ik betrapte mezelf namelijk op mijn eigen excuses. Niet zozeer met betrekking tot mijn eten of eetpatroon, maar wel voor vervelende klusjes die ik nog moest doen. Ze lagen op mijn bordje, en ik stelde ze maar uit. En toen ik me er dan eindelijk toe wilde zetten… kwam er een andere, onvoorziene spoedklus tussendoor. En – heel stiekem – was ik er nog blij mee ook. Hoefde ik tenminste nu nog even niet aan die andere rotklusjes te beginnen.
Ook al had ik ze al een tijdje voor me uit geschoven, en was ik er dus absoluut niet mee gediend om ze nog nóg langer uit te stellen. Maar die spoedklus was voor nu even mijn “redding”. Pfffff…

 

Hoe vaak saboteer jij jezelf met excuses?