Toen ik begin jaren 80 op de lagere school zat, mochten we op dierendag altijd een huisdiertje meenemen naar school. Klein spul dan hè. Dus ratjes, cavia’s en hamsters. Bijna alle meisjes hadden wel een kooitje met het meest aaibare beestje wat er was, en de ááááhs vlogen je dan om de oren. Van rekenen en taal kwam dan niet veel meer terecht. Dat de beestjes het zelf waarschijnlijk een minder goed idee vonden, kwam niet in de hoofden van de leerkrachten op. In die tijd was men nog niet zo bezig met dierenwelzijn. Dat dieren ook stress kunnen voelen, was onbekend.
Dieren hebben het tegenwoordig niet per se beter, maar gelukkig hebben we wel een Partij voor de Dieren. 😊 En er is veel meer bekend over dierlijk gedrag. Dieren zijn een stuk primitiever; ze hebben minder ontwikkelde hersenen dan wij mensen. En toch zijn ze vaak wel een stuk slimmer. Waarom? Juist omdat ze minder in hun hoofd zitten. Wij mensen zitten onszelf vaak in de weg. We willen alles beredeneren en begrijpen. En dieren dóen gewoon. Die zitten in hun lijf en in hun gevoel. Staan dicht bij de natuur. En daar kunnen wij veel van leren.
Als je echt naar je lichaam leert luisteren, dan is er zoveel meer mogelijk. Als je jezelf toestaat om echt te voelen… dan gaat het stromen van binnen. En daarmee ook van buiten. Dan wordt je leven makkelijker. Moeitelozer. En dan wordt het dus ook makkelijker om dat fijne gewicht te bereiken. En te behouden.