Ik heb vroeger een enorme strijd met eten gehad. Gi-gan-tisch. Het was oorlog in m’n kop. En dat niet even, of een paar maanden, maar ja-ren-lang. Eten beheerste mijn leven. Het was een obsessie. In feite gebruikte ik eten om mijn ware gevoelens niet aan te gaan. Om mezelf niet in de spiegel aan te hoeven kijken. Om maar niet de zwaarte van het leven te hoeven voelen.
Dit is wat ik ook zie bij veel van mijn klanten. Meestal in iets mindere mate, maar daarom niet minder pijnlijk. Eten om te vergeten. Eten om jezelf te troosten. Eten om je moeheid niet te voelen. Of de stress. Of je verdriet. Eten, terwijl je eigenlijk niet eens weet waarom. Om maar even de smaak van chocola, of de bite van chips te kunnen ervaren.
Bij iedereen is het weer anders. Jouw verhaal is niet mijn verhaal. Maar waarschijnlijk herken je hem wel – die strijd in je hoofd. Bezig zijn met eten, of met niet eten. Eten gebruiken om je emoties te dempen. Om je even lekker te kunnen voelen en aan niets te hoeven denken. Dat dus.
Vastgeroest?
Veel van mijn klanten denken dat ze daar nooit meer vanaf kunnen komen. Het is immers zo’n vastgeroest patroon (denken ze). En ze hebben de ervaring dat het al heel vaak mislukt is. Want telkens deden ze zó ongelooflijk hun best, vielen ze af, en kwamen ze daarna weer aan. En wogen ze daarna soms nog meer dan toen ze begonnen aan dat dieet. Daardoor voelen ze zich een enorme loser.
